Nieuwsbrief november 2015

Een bevriende duivenmelker vroeg me vandaag of ik niet op hele korte termijn een nieuwsbrief wilde wijden aan het fenomeen One eye cold.
Volgens hem hadden veel liefhebbers in zijn omgeving met deze problemen te kampen. Volgens hem gingen er allerlei verhalen rond die de kern mistten. Daarom zullen we in deze nieuwsbrief dus aandacht hieraan besteden. De nieuwsbrief over de kweek die ik had willen schrijven houdt U dan nog even te goed tot de volgende keer.

De One eye cold is van oudsher een andere benaming voor de zuivere Ornithose. Zuivere Ornithose wordt veroorzaakt door Chlamydia psittaci. Deze bacterie is dus onder andere verantwoordelijk voor problemen van de voorste luchtwegen waaronder een aantal gevallen die we One eye cold noemen. Deze Chlamydia kan ook bij mensen problemen veroorzaken. Het betreft dus een zoönose. Bij mensen kan zich een ernstige longontsteking ontwikkelen. In de praktijk valt dit overigens wel mee. Maar mensen met een verminderde weerstand doen er goed aan met dit gegeven toch terdege rekening te houden. Zuivere Ornithose zien we overigens niet veel.

Meestal hebben de duiven last van het zogenaamde Ornithose-complex. Hieronder verstaan we een uiting van luchtwegproblemen veroorzaakt door meerdere verwekkers samen. Welke verwekkers dat dan zijn dat kan van hok tot hok verschillen. Meestal zijn er mycoplasmata bij betrokken, maar ook het Herpesvirus en andere virussen en bacteriën kunnen bijdragen aan de symptomen van dit ziektebeeld. De ernst van de symptomen is mede afhankelijk van de status van de afweer bij de duiven op het hok. Duiven zijn in de herfst tijdens de rui op hun zwakst. Dat is dan ook een van de redenen dat we deze symptomen meestal het meeste in deze periode zien. Bij One eye cold kunnen enkele duiven op een hok problemen vertonen. Om te voorkomen dat men onnodig alle duiven tijdens de rui medicijnen moet ververstrekken kan men wellicht beter kiezen voor een individuele aanpak. Daarbij moet het aantal gevallen natuurlijk niet te groot worden, omdat men dan natuurlijk, uit nood geboren, beter alle duiven tegelijk kan behandelen. Maar de duiven uitsluitend met medicatie behandelen is niet voldoende. We zullen zeker ook werk moeten maken van de verhoging van de algemene weerstand.


Deze Chlamydia is trouwens, als hij een rol meespeelt bij de luchtwegproblemen op een hok, wel een speciaal geval. We zijn als dierenartsen en duivenmelkers gewoon om te kiezen voor relatief korte kuurtjes bij luchtwegbesmettingen. Nu laten deze Chlamydiae zich echter niet ringeloren door deze korte kuurtjes. De verschijnselen mogen door de kuur wel onder het maaiveld worden gebracht, de verwekkers zijn daarmee niet verdwenen. Een hok dat besmet is met deze verwekker dient trouwens ook goed gereinigd en ontsmet te worden . Ik adviseer om die reden dan ook vaak om tijdens de kuur de infectiedruk op de hokken te verlagen door de hokken te ontsmetten met Virkon®S of met een rooktablet. Anders kan men er bijna zeker van zijn dat de verwekkers zich in de stofdeeltjes op het hok blijven ophouden. Om de Chlamydia-besmetting echt te boven te komen moet men minstens veertig dagen (!) kuren met doxycycline. In Nederland is deze infectie een aangifteplichtige ziekte. Van overheidswege wordt een dergelijke kuur bij vaststelling dan ook verplicht voorgeschreven. Veel duiven hebben echter antistoffen tegen deze kiemen. De bacterie is onder de duiven dan ook wijd verspreid. De kans is dan ook reëel aanwezig dat men bij verblijf in de reismanden deze bacterie weer opnieuw oploopt.


Niet iedere besmetting gaat echter gepaard met symptomen. Zeker niet als de duiven voldoende weerstand hebben. Een soortgelijk effect zien we ook bij de Mycoplasmata infecties bij de duiven. De bekende reutel wordt mede aan deze verwekkers toegeschreven. Toch lukt het onder experimentele gevallen doorgaans niet om duiven de symptomen die bij deze kwaal horen te bezorgen. Daarvoor is hulp van andere infecties noodzakelijk en dient ook de weerstand niet optimaal te zijn om dit te laten lukken.


Zoals gezegd kunnen de verschijnselen van het Ornithosecomplex door meerdere verwekkers samen veroorzaakt worden. De verschijnselen van het Ornithose complex zijn onder andere natte ogen, oogbindvliesonsteking met zwelling van de oogleden, slijm in de kelen die vaak ook te rood zijn, oogranden en neuzen die niet meer helder wit zijn. Bij druk op de neuzen niezen soms met pus. Hoesten bij het afvoelen van de luchtpijp soms gepaard gaand met reutelgeluiden. Het hangt af van de aard van de verwekkers welke symptomen het meest op de voorgrond zullen treden. Dat kan van hok tot hok verschillen. Hierin ligt ook deels de verklaring van het gegeven dat niet altijd dezelfde middelen even goed werkzaam zijn. De weerstand speelt hierbij dus ook een belangrijke rol.


Zo kunnen lichte infecties bij duiven met een slechte weerstand mogelijk meer symptomen geven dan zware infecties bij duiven met een goede weerstand. Wat men zich vooral dient te realiseren is dat we te maken hebben met een complex-ziekte die zich op de diverse hokken anders kan uiten. Meestal is het goed mogelijk de problemen op te lossen met medicijnen. Maar men moet zich goed realiseren dat medicijnen lang niet alle verwekkers van het Ornithose-complex de baas kunnen. Daarom hamer ik er steeds maar weer opnieuw op om ook tegelijkertijd de weerstand te ondersteunen om zo de afweerkracht te verbeteren.

Ik las onlangs dat een collega zijn mening wilde geven over de Pestkop zonder te weten wat dit eigenlijk is. Hij wilde deze bacterie onderdeel maken van het Ornithose complex. Ik denk dat dit niet geheel terecht is. Deze Pestkop is meer een marker voor het tekort schieten van de afweerkrachten, dan dat hij een primaire ziekteverwekker is. In kleine aantallen is hij min of meer onschuldig te noemen. De ervaring, die we in de afgelopen twee jaar dat we met dit probleem stoeien, hebben opgedaan, is dat zodra de aanwezigheid van deze kiem boven een bepaald niveau komt de duiven hier wel degelijk problemen door ondervinden. Dit uit zich dan in een toename van het achterblijven van ervaren, bevlogen duiven maar ook van de jongen. Deze laatste meestal in grotere getale. We hebben inmiddels vele liefhebbers van dit probleem af kunnen helpen, mede ook door hen juist erop te wijzen dat ook de weerstand van de duiven verhoogt dient te worden. Ik vergelijk het met de aanwezigheid van het Geel. Bij lichte infecties zullen duiven weinig hinder hiervan ondervinden tijdens de wedvluchten. Stijgt de infectiedruk dan zal dat wel het geval zijn. Neemt de infectiedruk nog verder toe dan zal de liefhebber ook geconfronteerd worden met duiven die hun hok niet meer weten te vinden en wegblijven.

We mogen het Herpesvirus ook als een van de mogelijke verwekkers van het Ornithosecomplex beschouwen. Het aantal dierenartsen die het nut van een vaccinatie tegen deze ziekte als ondersteuning bij de bestrijding van deze aandoening positief beoordelen neemt alleen maar toe. Ik merk namelijk dat steeds meer collega’s deze dubbele enting aanbevelen. Uit eigen ervaring kan ik melden dat vele liefhebbers melding maken van veel minder problemen van de bovenste luchtwegen bij de jonge duiven sinds ze overgegaan zijn op het twee maal vaccineren tegen deze ziekte.. Mogelijk dat de paar dierenartsen die tegen het gebruik van de entstof blijven ageren de entstof zelf onjuist hebben toegepast. In dat geval hebben ze recht van spreken omdat ook de artsen die de entstof wel goed gebruiken weten dat een enkelvoudige enting niet voldoende effect sorteert. Ook wij hebben moeten vaststellen dat een enkelvoudige vaccinatie onvoldoende effect sorteerde. Een dubbele vaccinatie geeft in de praktijk echter zoveel positieve resultaten dat we de toepassing hiervan sterk aanbevelen. Voor de liefhebbers die nog onbekend zijn met deze entstof. Het betreft een combinatie-entstof tegen zowel Herpes- als het Paramyxovirus. Door twee keer hiermee te vaccineren, ent men dus ook twee keer tegen het Paramyxovirus. Hierdoor zullen de duiven ook tegen deze ziekte een betere bescherming kunnen opbouwen.


In het algemeen wil ik stellen dat duiven dragers zijn van een groot aantal kiemen die onder stressomstandigheden voor problemen kunnen gaan zorgen. Zeker als er bij herhaling sprake is van een aanval op de algemene weerstand. Dat laatste zien we tijdens de ruiperiode maar ook als de duiven een keer of vier in de reismanden zijn geweest. In plaats van de duiven regelmatig vol te moeten stoppen met antibiotica kan men de mogelijkheden die vaccinaties in deze kunnen bieden beter ten volle benutten. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen.

Peter Boskamp