Nieuwsbrief oktober 2015

Endoparasieten.

Wat betreft de wormen wil ik me hier beperken tot de wormsoorten die in deze streken voorkomen.
De meest voorkomende wormen bij duiven zijn de spoelworm en de haarworm die tot de Nematoden, de zgn. rondwormen behoren, de lintworm die tot de Cestoden behoort en het duivenbotje dat tot de Trematoden (zuigwormen) behoort.

Wormbesmettingen worden nog geregeld vastgesteld. Wat me opvalt is dat wanneer ik voor de eerste keer door een vereniging wordt uitgenodigd om op locatie de duiven te komen onderzoeken, er vaak diverse liefhebbers zijn met wormen. Zeker als de controle na het seizoen plaatsvindt. De onderlinge besmetting is dan meestal ook groot in de manden. We kunnen dan vaak vaststellen dat het prestatieniveau van een vereniging als geheel dan tegen kan vallen. Hoewel er in dergelijke verenigingen meestal meer speelt, is na korte tijd het aantal hokken die besmet zijn drastisch terug te brengen. Nu kunnen wormeitjes zich lang handhaven in en buiten het hok. Daarom is het bij wormbesmettingen altijd aan te raden geregelde mestcontroles te laten uitvoeren.

In deze nieuwsbrief aandacht voor de Rondwormen

De spoelworm (Ascaridae columbae)

Infecties met deze wormsoort komen nog geregeld voor. Hokken die er door getroffen worden kunnen er geregeld last van blijven houden. Dit komt mede omdat de omgeving van het hok meestal ook besmet blijft met wormeitjes, die dan door de duiven weer opgenomen kunnen worden, of door de liefhebber weer naar binnen gedragen kunnen worden, zodat de duiven zich toch weer kunnen besmetten. Bij ernstige wormbesmettingen doet men er verstandig aan om de hokken geregeld uit te branden met een brander of met een verfstripper.

De volwassen spoelworm leeft in de dunnen darm en wordt tussen de 3-7 cm lang. Het spoelwormvrouwtje kan duizenden en duizenden eieren leggen. De eieren zijn zonder microscoop niet zichtbaar. De wormen hebben een directe cyclus. Dat betekent dat er geen tussengastheer aan te pas hoeft te komen zoals bij lintwormen en het duivenbotje het geval is.
Nadat de vrouwtjesworm de eieren gelegd heeft zijn deze niet gelijk infectieus. In een warme vochtige omgeving worden deze wormen na een 10-14 dagen infectieus na rijping. Besmetting via de manden op de vluchten is dus in principe alleen mogelijk als deze na de vluchten niet goed worden gereinigd en ontsmet. Neemt een duif vers gelegde eieren in de manden op dan zijn deze al door de darm van de nieuwe gastheer heen voordat ze besmettelijk zijn.

Neemt de duif besmettelijke wormeieren op dan komen deze in de darm van de duif uit. De spoelwormen houden zich op in de dunne darm van de duif. De larven die uit de eitjes komen kruipen naar slijmvlies van de darmwand waar ze zich nestelen. In de darmwand vervellen de larven een aantal malen. Deze eerste larvale stadia zijn niet gevoelig voor de wormmiddelen. Vandaar dat na een behandeling nogmaals een wormkuur gegeven dient te worden, voordat deze larven die nog niet gevoelig waren voor het wormmiddel volwassen zijn geworden en zelf weer eitjes kunnen gaan produceren. De periode tussen de besmetting en het moment dat de volwassen wormen zelf eieren kunnen gaan leggen noemen we de prepatent periode. Deze bedraagt bij de spoelwormen tussen de 30-40 dagen.

Pathogeniteit en klinische verschijnselen

De schadelijkheid van de spoelwormen valt wat betreft het ziekmakend vermogen wel mee. Toch moeten we een besmetting met spoelwormen niet onderschatten. Enkele spoelwormen kunnen de conditie van een duif toch al doen teruglopen. Nu duivensport topsport is geworden kan men zich niet permitteren een wormbesmetting onbehandeld te laten. De spoelwormen eten als het ware mee met de gastheer en nemen een deel van de mineralen, vitamine en spoorelementen van de gastheer op. Daarnaast natuurlijk ook nog andere voedingsstoffen. Maar het verminderen van de beschikbaarheid van de micronutriënten is er mede de oorzaak van dat deze duiven slechter dons zullen gaan gooien. Bij zwaardere infecties vermageren de duiven en loopt de conditie terug en zijn de duiven eerder vermoeid. Er kan dan ook diarree beginnen op te treden, waarbij de ontlasting eerst brijig wordt. Al met al worden de duiven door de ondermijning van de weerstand ook gevoeliger voor andere infecties.
Incidenteel kan een duif aan een zware wormbesmetting komen te overlijden. Dit kan gebeuren als er zo veel wormeieren in de darmaanwezig zijn dat er als het ware een darmafsluiting optreedt.

Duiven die vastzitten hebben vaker last van wormen in de praktijk. Mogelijk dat bij de vliegduiven eerder besloten wordt om de mest te laten controleren. Duiven in een volière plaatst men het beste op een rooster zodat ze niet in contact kunnen komen met de mest. Op duivenhokken zelf dient men de naden, kieren
En hoeken niet te vergeten zodra er een wormbesmetting is vastgesteld. Zoals gezegd dient bij een vastgestelde besmetting naast de behandeling van de duiven niet te vergeten om ook het hok te branden zodat de eitjes worden verbrand. Ontsmettingsmiddelen en desinfectatia halen niet veel uit bij een wormbesmetting. Om te voorkomen dat mijn met een brander of verfstripper de eitjes voor zich uitblaast, is het verstandig om de vloeren en naden eerst nat te sprayen waarna men er pas met de brander of verfstripper over heen gaat.

Koude en ongunstige weersomstandigheden kunnen de wormeieren goed aan. Bij vochtige warmte gaat de ontwikkeling veel sneller en zal de infectie zich makkelijker kunnen verspreiden.
Er zijn diverse middelen ter bestrijding van de rondworminfecties. Een oude waarschuwing dient hier herhaald te worden. Fenbendazole (Panacur) is een wormmiddel dat dramatische veerafwijkingen kan geven indien het tijdens de rui wordt toegepast. Dit dient dan ook vermeden te worden.

Andere goed werkende wormmiddelen zijn er op basis van Levamisole en Febantel. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan een middel op basis van Flubendazole. Individuele behandeling verdient de voorkeur.
Avermectines worden ook gebruikt als combinatiemiddel tegen zowel wormen
Als ectoparasieten. Meestal zijn deze op basis van Ivermectine. Deze middelen zijn nog steeds goed werkzaam. Er zijn varianten waarbij er een extra stof is toegevoegd waardoor de druppels goed door de huid worden opgenomen. Deze werken doorgaans beter dan de druppels die ook geschikt zijn voor injectie. Persoonlijk adviseer ik deze druppels op Avermectinbasis tijdens het vliegseizoen niet te gebruiken bij de vliegduiven, omdat sterk de indruk bestaat dat de vormopbouw van de duiven hierdoor drastisch wordt verstoord.

De haarworm (Cappilaria obsignata)

Naast infecties met de Cappilaria obsignata wordt er ook melding gemaakt van infecties met Cappilaria caudinflata. Deze worm is slechts 18 mm lang en wordt dan ook niet in de ontlasting opgemerkt. Hij leeft in de darmwand en is veel schadelijker dan de spoelworm. Een paar haarwormen zijn al in staat om de conditie van een duif te ondermijnen en de vorm verloren te doen gaan. Net als bij de spoelworm dienen ook de eieren van de haarworm eerst een rijping te ondergaan, liefst in vochtig en warm milieu. De eieren zijn bij microscopisch onderzoek makkelijk te herkennen door de aanwezigheid van bipolaire poolkappen.
Reeds aanwezigheid van kleine aantallen haarwormen kunnen al aanleiding zijn tot (sterke) vermagering van de duiven, verlies van conditie, minder dons en diarree. Prestaties gaan dan ook snel verloren. Bij een heftige infectie kan het na behandeling lang duren voordat de duiven weer voldoende conditie en lichaamsmassa hebben opgebouwd. Topprestaties zijn na een zware haarworminfectie niet op korte termijn te verwachten.

Cappilaria obsignata heeft een directe cyclus. De worm is niet bepaald diersoortspecifiek. Zo kunnen kippen en fazanten ook als bron van besmetting voor de duif dienen. Cappilaria caudinflata heeft geen directe cyclus. Daar treedt de regenworm als tussengastheer op.

De haarwormeitjes kunnen al na 8-10 dagen infectieus zijn. Dat is wat sneller dan bij spoelwormeitjes. Ook de prepatentperiode is wat korter namelijk 21-28 dagen. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij de tweede wormbehandeling. We willen immers voorkomen dat de nieuwe wormen al eitjes aan het produceren zijn als we voor de tweede keer behandelen.

In het algemeen geldt dat duiven niet tegen de wormen behandeld dienen te worden in de ruiperiode en tijdens de legperiode. Ook is behandeling van de duiven tijdens het azen van de jongen ongewenst.

Peter Boskamp