Nieuwsbrief April 2014

Weetjes

De vele mailtjes, maar ook de gesprekken op de diverse beurzen, maken duidelijk dat er over veel relatief eenvoudige zaken nog veel misverstanden bestaan. Natuurlijk wordt het de liefhebbers voor een deel ook niet echt makkelijk gemaakt. Immers we kunnen de richtingen die de dierenartsen die zich vooral met duiven bezig houden verdelen in een groep die vooral de voorkeur geeft aan het voorschrijven van antibiotica om de duiven gezond te houden en een andere groep, waartoe ik mezelf reken, die ook antibiotica willen inzetten indien dat nodig is, maar vooral ook ruimte willen inbouwen voor een meer natuurlijke ondersteuning, zodat de duiven minder gevoelig worden voor allerlei infecties die hen bedreigen, waardoor het gebruik van medicatie meer beperkt kan worden.

 

Zoals vaker beschreven zien we in toenemende mate de resultaten bij de wedvluchten van laatstgenoemde aanpak. Daarnaast zien we door deze aanpak dat de duiven minder afhankelijk worden van medicijnen om gezond te blijven.
Een nog belangrijker voordeel van deze aanpak is dat een betere selectie mogelijk is omdat niet alle zwakke broeders door allerlei (onnodige) kuren in leven worden gehouden. Het eindresultaat is een stam duiven die sterker wordt.

Maar goed. De dierenartsen uit beide groepen geven dus vanuit hun eigen visie
adviezen aan de liefhebbers. Deze adviezen zijn dan vaak dus natuurlijk ook niet overeenkomstig waardoor ook de meningen onder de duivenliefhebbers sterk uiteen kunnen gaan lopen. Op het scheidsvlak van deze meningen ontstaan dan vaak de bakerpraatjes waar niemand meer bij gebaat is. Vaak gaat de fantasie met de werkelijkheid op de loop.

Het Geel

Een van de aandoeningen waar veel verschil van mening over lijkt te bestaan is de behandeling van het Geel of Trichomoniasis. Ik denk dat alle dierenartsen het er wel over eens zijn dat deze parasiet alleen goed te bestrijden is met een chemotherapeuticum indien dit voldoende lang en voldoende hoog wordt gedoseerd. Zeker als de R in de maand is drinken de duiven weinig en dan laten deze geelparasieten zich niet van de wijs brengen. We zien dan geregeld liefhebbers die zeggen een kuur van 6 dagen gegeven te hebben maar waar de sterkste geelparasieten nog lang niet het loodje hebben gelegd. De liefhebber is te goeder trouw en kuurt volgens de instructies op de verpakking in een dosering die op de verpakking staat aangegeven.
De praktijk leert evenwel dat dit niet (meer) afdoende is in veel gevallen. Doordat de duiven onvoldoende drinken zullen lang niet alle parasieten sterven. Op termijn blijven de sterkere juist over die daardoor steeds moeilijker te bestrijden zijn. Resistentie ligt dus zo op de loer.
We kunnen dit probleem deels tackelen door de duiven te voeren en de drinkpot weg te halen en pas terug te geven als ze vanwege de vertering sterk behoefte hebben aan vloeistof. Op die manier neemt de kans op succes al toe.
Effectiever is de aanpak waarbij de medicatie over het voer toegepast wordt. De praktijk leert dat deze vorm van kuren succesvoller zijn bij controles.
Dit verdient dus al de voorkeur. Maar wil men het probleem echt goed tackelen dan geeft men een tweetal dagen een capsule oraal in. De meeste infecties zullen hierdoor geheel verholpen zijn.

Er zijn capsules op natuurlijke basis in de handel. Helaas hebben we in de gevallen die wij getest hebben niet de resultaten die op de bijsluiter vermeld staan kunnen bevestigen. Mogelijk dat de oorzaak hiervan gelegen is in verschil in virulentie (‘kracht’) tussen de verschillende parasieten. Hierdoor zou dan mogelijk verklaard zijn dat wij helaas geen of onvoldoende effect zagen van genoemde capsules. Eenzelfde euvel zagen we bij de door ons recent ontwikkelde Usneano plus tinctuur. Toepassing van deze oplossing in het drinkwater resulteerde bij testduiven in een vrijwel totale reductie van de aanwezige geelparasieten. Praktijktoepassing was echter niet altijd succesvol.
Er waren infecties die niet geheel verdwenen. Mogelijk dus dat het onvoldoende drinken wat ook bij de toepassing van een geneesmiddel vaak tot onvoldoende effect zorgt, hiervoor verantwoordelijk is. Wat we wel weten is dat de parasieten, zacht gezegd, een sterke hekel aan de Usneano plus hebben.

Coccidiose.

Coccidiose is ook al zo’n kwaal waar de meningen sterk over uiteen lopen. Wanneer is een infectie ernstig en wanneer niet. Voor we daar hier verder op in gaan moeten we een ander belangrijk punt aansnijden. Ik zie vaak verbaasde gezichten als wij in een vereniging de duivenmest onderzoeken. Vol aandacht zie ik dan soms de liefhebbers kijken hoe een medewerkers de mest roert tot er een gedegen oplossing ontstaat die dan twee keer wordt gecentrifugeerd op hoge toeren. De tweede keer wordt hierbij een verzadigde zinkoplossing of een verzadigde keukenzoutoplossing gebruikt. Op deze manier krijgen we een juist beeld van de aanwezige parasieten. Niet alleen is op deze manier het resultaat van een behandeling effectief te meten, het is ook de enige manier om een goed mestonderzoek te doen. De bakerpraatjes dat je een goede indruk van de mest van duiven zou kunnen krijgen door een beetje mest in een druppel water te doen en deze dan onder de microscoop te bekijken is grote onzin. Alleen zware infecties, nee hele zware infecties, zijn zo vast te stellen. Het is niet meer van deze tijd om mestonderzoek op deze manier te doen. In mijn optiek komt het erop neer dat men de liefhebbers het bos in stuurt.

Wij houden bij de beoordeling van de besmettingsgraad van de mest met coccidiën aan besmettingen van 0-4 plus. Daarbij geven we pas vanaf 2 plus het advies iets aan de coccidiose te doen. Coccidiën zijn heel moeilijk tot totaal niet uit te roeien. Het is een illusie te denken dit met medicatie permanent voor elkaar te krijgen.
Vaak genoeg zien we dat een liefhebber kuurt om 3 weken erna weer met een soortgelijke besmetting geconfronteerd te worden. De oorzaak is meestal daarin gelegen dat de liefhebber verzuimd heeft om tijdens of na de kuur het hok uit te branden. Ik hoor nog wel eens liefhebbers die me vol trots vertellen dat ze het hok ook met Dettol of een ander ontsmettingsmiddel ontsmet hebben. Op zich is het niet verkeerd om het hok goed te ontsmetten, maar als men dit doet om af te komen van wormen en coccidiose dan kan men dit gevoeglijk vergeten. Wormen en coccidiën trekken zich bar weinig aan van ontsmettingsmiddelen. Daar helpt alleen de brander of de föhn van een verfstripper.
Men moet er ook ter degen rekening houden dat ontelbare coccidiën zich op de daken kunnen bevinden waar de duiven vaak zitten, of op andere plaatsen waar de duiven rondscharrelen.

Ook bij de behandeling zien we een terugloop van de effectiviteit van veel middelen tegen coccidiose. Niet dat dit al dramatische vormen begint aan te nemen zoals dit vaakbij de behandeling van het Geel plaats vindt, maar toch geven wij nu het advies om langer te behandelen dan we vroeger deden. Als we adviseren om Baycox te gebruiken dan geldt het volgende advies. Bij een twee plus infectie twee dagen, bij een drie plus infectie drie dagen en bij een vier plus besmetting vier dagen. Waarbij we als de R in de maand zit de kuur nog met een of twee dagen verlengen om zeker te zijn.

Tijdens het vliegseizoen adviseren wij geen Baycox omdat we sterk de indruk hebben dat het te zeer de vorm negatief beïnvloedt.
Een mogelijk alternatief dient zich aan in de vorm van Usneano plus. Een Duitse liefhebber heeft dit voor ons getest bij een zeer heftige coccidiosebesmetting. Na een kuur van ruim een week bracht hij de mest voor controle langs waarin ook tot onze verbazing in het geheel geen coccidiose meer te vinden was. Reden te meer dus om deze onderzoeken de komende tijd te herhalen. Op zich zou het mooi zijn als een ondersteunend middel in staat zou blijken te zijn zowel de coccidiose als het Geel sterk terug te dringen. Maar er zijn meer Zwaluwen nodig voordat er van lente gesproken kan worden.

Pestkopbacterie

Ik moest onlangs lachen met een liefhebber toen hij sprak van de ‘Pestkopbacterie’. Ik had niet gelijk door wat bedoeld werd. Een tijdje terug maakte ik melding van een door ons vastgestelde bacterie die we in verband brachten met een slechte vorm van de duiven. Deze bacterie die (achteraf gezien) heel makkelijk is aan te tonen, is in principe niet ziekteverwekkend voor duiven, maar desondanks heel vervelend als de kolonie er mee besmet is. We zagen in het afgelopen jaar regelmatig hokken die slecht speelden en duiven verloren, die in ruime mate besmet waren met deze kiem. We maken bij de aanwezigheid van deze kiem een onderverdeling van 0 plus tot 10 plus, waarbij we vermoeden dat lage besmettingsgraden de vorm van de duiven nog niet al te zeer negatief beïnvloeden. We zagen echter duiven, waarbij de liefhebbers een groot deel van hun ervaren duiven verspeeld hadden op Barcelona en andere vluchten, die massaal besmet bleken met deze kiem. Bij liefhebbers die goed gepresteerd hadden en geen of nauwelijks verliezen hadden, bleken de duiven deze bacterie totaal niet bij zich te dragen. Maar ook jongen en programma duiven gingen verloren als deze kiem in grote mate aanwezig was. In vrijwel alle gevallen was dit probleem verholpen indien met een grondige kuur tegen deze kiem gaf. Met nadruk wijs ik er op dat de duiven veelal geen ziekteverschijnselen vertoonden als ze deze kiem bij zich droegen. In die zin is deze bacterie dus eigenlijk alleen een irritante pestkop. Vandaar dat ik de naam ‘Pestkopbacterie’ die deze liefhebber aan deze bacterie gaf eigenlijk wel heel toepasselijk.

Vooralsnog hebben we maar twee middelen die voldoende werken tegen deze kiem. Ervaring leert dat er lang genoeg en voldoende hoog genoeg gedoseerd moet worden om deze kiem op te ruimen. Wat we wel van veel liefhebbers horen is dat tijdens de kuur de duiven tieriger lijken te worden en beter in de veren lijken te komen zitten. Gelet op het feit dat er slecht gereageerd wordt door deze kiem op medicatie is het dus van groot belang dat er lang genoeg wordt gekuurd. In de wintermaanden is gebleken dat zelfs een veertiendaagse kuur onvoldoende bleek te zijn als de duiven onvoldoende dronken. Een kuur van minimaal 8 dagen is nodig om van deze bacterie af te komen, tenminste als de duiven voldoende drinken. Doen ze dit niet dan gaat de voorkeur uit naar een kuur over het voer.

Veel lezers zullen zich wel afvragen hoe deze bacterie echt heet. Ik ook. Daartoe heb ik in samenwerking met een Duitse collega die deze bacterie ook waargenomen heeft contact gelegd met een Duitse Universiteit om zo de (on)schuld van deze bacterie nader vast te kunnen leggen. Vooralsnog is het dus slechts een pestkopbacterie die de vorm van de duiven lijkt te vernietigen en het hen moeilijker maakt om thuis te kunnen komen, zonder dat hij echt ziekteverwekkend lijkt te zijn. Gelukkig is dit probleem makkelijk te verhelpen als men het goed aanpakt en kunnen de liefhebbers na een kuur weer genieten van duiven die hun weg naar huis weten te vinden. En daar gaat het vooral om.

Succes,

Peter Boskamp