Nieuwsbrief 1 Juli 2010

Halverwege het jaar

Als we zo halverwege het jaar kijken naar de ontwikkelingen op medisch gebied in de duivensport dan zien we dat een aantal virussen de gezondheid van de duiven behoorlijk in de weg zit. Virusinfecties verzwakken de duiven vaak in dergelijke mate dat secundaire bacteriële infecties vrij spel krijgen. Deze laatste geven dan vaak pas de ernstige symptomen die tot ingrijpen aanzetten. Maar zolang de achterliggende virale oorzaak niet onder controle te brengen is, is het veelal dweilen met de kraan open.

In februari waren er al ernstige uitbraken van het herpesvirus met behoorlijke sterfte onder de jongen.

Eind mei waren er de eerste duiven met pokken in de praktijk. Afgelopen week kwamen berichten uit Duitsland over een

gemuteerd paramyxovirus dat voor ernstige problemen zou zorgen. Daarover moet nog nader informatie ingewonnen worden.

 

Een aantal liefhebbers heeft bij hun duiven last van het Adenocolisyndroom. In een aantal gevallen blijkt het in de praktijk echter om Herpesvirusbesmettingen te gaan.

En tot slot is er nog een sluipmoordenaar genaamd Circovirus. Het zou best wel eens zo kunnen zijn dat dit laatste virus achter de ogenschijnlijk toenemende infectiedruk van de andere virussen zou kunnen zitten.

Wat zijn virussen?

Ik lees in dagbladen vaker dat journalisten over virussen spreken alsof het bacteriën zijn en omgekeerd. Ook merk ik in de spreekkamer vaker dat menigeen niet het verschil weet tussen de diverse soorten andere parasieten. Op zich is het geen ramp, maar voor een goed begrip van de werking van de diverse medicijnen is het wel noodzakelijk dat men op de hoogte is van het verschil. Daarom kan het geen kwaad kort even wat basisinfo hierover te geven.

Als we van parasieten spreken doelen we op alle eencellige en meercellige wezens die zich ten koste van een gastheer in leven houden.

Bij parasieten denken we dan vooral aan wormen en mijten. Deze zijn doorgaans zichtbaar voor het blote oog.

Niet zichtbaar voor het blote oog zijn de andere parasieten zoals we onderscheiden de bacteriën, de protozoën en de virussen.

De bacteriën zijn de eencelligen die doorgaans gevoelig zijn voor antibiotica en chemotherapeutica. Tot de groep van de bacteriën horen niet alleen parasieten maar ook heel nuttige exemplaren die nodig zijn bij de vertering enzovoort.

Een volgende groep parasieten zijn de protozoën waartoe de voor de duiven belangrijke trichomonaden, hexamiten en coccidiën behoren. Deze belagers zijn te bestrijden met specifieke chemotherapeutica. In tegenstelling tot wat veel mensen denken zijn de trichomonaden nagenoeg alleen te bestrijden met een medicijngroep genaamd, imidazolverbindingen. De medicijnen die tot deze groep behoren zijn allemaal aan elkaar verwant en als een parasiet ongevoelig is voor een medicijn uit deze groep dan is de gevoeligheid voor andere medicijnen uit deze groep ook al meestal minder. Zgn. kruisresistentie.

Hierbij moet bij de bestrijding van de trichomonaden en de hexamiten wel degelijk rekening gehouden worden. Een voldoende lange kuur en gedegen aanpak van deze parasieten is dan ook van het grootste belang. Blijven we nonchalant met de bestrijding van deze parasiet omgaan dan zullen we binnen afzienbare tijd met het probleem van multipele resistentie zitten waardoor de parasiet weer vrij spel krijgt.

Het is dan ook een misvatting bij veel melkers die vol overtuiging melden dat ze wel vaker wisselen van medicijn om de resistentie voor te blijven. Zodra de medicijnen die gebruikt worden behoren tot dezelfde groep gaat deze waaier niet op.

Virussen, tenslotte, zijn parasieten die voor hun vermeerdering afhankelijk zijn van de cellen van hun gastheer. Virussen laten de cellen van hun gastheer opdraaien voor hun vermenigvuldiging. Er zijn virusremmers beschikbaar in de humane sector. Voor grootschalige toepassing in de duivengeneeskunde zijn deze nagenoeg niet beschikbaar, mede ook vanwege de hoge kosten.

Virussen laten zich niet met antibiotica bestrijden in tegenstelling tot wat menig duivenmelker meent.

De aanpak van virussen moet in de duivengeneeskunde dus vooral in het preventieve gebied liggen.

Ik zal een beknopte opsomming geven van de belangrijkste virussen die bij duiven voor problemen kunnen zorgen. Hierbij wil ik vooral aandacht besteden aan de praktische gevolgen hiervan.

Pokken

De pokken vormen momenteel best een groot probleem.

 

Ik ben dan soms verbaasd dat liefhebbers een bepaalde vorm van struisvogelpolitiek volgen door te denken dat hun duiven geen risico lopen ondanks dat ze hun jongen niet enten tegen deze ziekte. Het is te begrijpen dat men huiverig is om in het speelseizoen de oude duiven, waar ook veel pokkenuitbraken te constateren vielen, te vaccineren tegen deze kwaal. Maar ruim voor het speelseizoen van de jonge duiven zou het juist verstandig zijn (geweest) tegen deze ziekte te vaccineren.

Daar staat tegenover dat men zodra de eerste symptomen optreden verwacht dat een noodenting ernstige besmettingsverschijnselen nog kan voorkomen. Maar op dat moment kan men alleen maar trachten de gevolgen van een besmetting zo veel mogelijk te beperken door de nog niet gevaccineerde duiven in te enten waarbij we dan hopen dat we een dam opwerpen. De duiven die op dat moment al besmet zijn zullen desondanks ziek worden.

De verschijnselen zijn momenteel best hevig met difterische woekeringen in de bek en uitgebreide pokken rond de ooglidranden tot druiventrosachtig formaat toe.

Er is dus een mogelijkheid om de duiven te vaccineren met een combinatie-entstof met paramyxo. Er wordt gezegd dat deze entstof onvoldoende zou werken. Maar zolang men zorgt dat de entstof ‘lege artis’(=zoals voorgeschreven) wordt gebruikt zien we in de praktijk toch nauwelijks problemen. Mogelijk dat er mensen zijn die deze entstof te oud laten worden of hem niet gekoeld bewaren, waardoor de werkzaamheid sterk afneemt. De opgeloste entstof moet vrij snel na het oplossen gebruikt worden.

Een alternatief is de entstof met het kwastje. Er is momenteel een tweetal producten op de markt die hiervoor gebruikt kunnen worden. Wat veertjes uittrekken en dan met een kwastje de entstof in de veerfollikels wrijven.

Wat betreft de behandeling van de duiven die besmet zijn met pokken. De pokken in de bek kan men aanstippen met een wattenstaafje met jodium of helcostinctuur. Rond de ogen natuurlijk niet met deze stoffen aan de gang gaan als er risico bestaat dat de ogen geraakt worden.

Zijn de duiven niet in staat om zelf te eten en hecht men grote waarde aan de dieren dan kan men deze dwangmatig voeren met kleine korrels of een speciaal papje wat men in de krop spuiten kan.

Zijn de duiven ziek ten gevolge van secundaire infecties dan dient men deze ook te behandelen.

Paramyxovirus

Duitse collega’s melden aan melkers dat er een gemuteerd paramyxovirus actief zou zijn wat forse sterfte onder de jongen kan geven. De verschijnselen lijken soms op een Adenocoli-infectie waarbij ook de groenige diarree zou opvallen.

Draainekken en echt waterige mest vallen daarbij blijkbaar niet op. Dat laatste is vreemd omdat de nieren wel aangetast zouden zijn. Mogelijk dat het handelt om een menginfectie met andere ziekteverwekkers.

Door de toenemende infectiedruk zoals deze dit jaar lijkt op te treden kan het verstandig blijken te zijn de kwekers en andere vastzitters bij vaccinatie niet over te slaan, zoals nu veelal gebeurt.

Herpesvirus

Mijn nieuwsbrief over het herpesvirus heeft heel wat reacties opgeleverd. Veel liefhebbers meldden hun duiven te herkennen in het beschreven ziektebeeld.

Ook werd melding gemaakt van het stelselmatig achterblijven van de jonge duiven en het aantreffen van jongen met gele beslagen in de bek.

Ook in onze praktijk zijn de laatste weken behoorlijk wat duiven met Herpesvirusachtige verschijnselen te zien geweest.

Als er verdenking bestaat op een uitbraak van dit virus doet men er verstandig aan om de secundaire infecties op een juiste manier te bestrijden, de weerstand zo hoog mogelijk zien te krijgen maar ook om de duiven niet te spelen. Immers het risico dat een derde tot de helft van de jongen niet thuiskomt bij een dergelijk uitbraak is reëel aanwezig.

Vaak is me de afgelopen maand gevraagd naar de symptomen waar men op kan letten. Het vervelende is dat menig duif de ziekte nagenoeg symptoomloos doormaakt maar zodra ze in stressomstandigheden terecht komt toch heel snel zoveel virus kan gaan uitscheiden zodat de infectiedruk op het hok of in de transportmanden razendsnel stijgt met alle gevolgen van dien. Dan zitten we met een klinische uitbraak en duiven die niet willen/durven vliegen. Dat fladdert wat rond het hok maar trekt niet weg. Oplaten van deze duiven op korte afstand kan dan al fataal zijn en tot grote verliezen leiden. De duiven lijken hun oriëntatievermogen kwijt te raken.

Secundair willen de staphylococcen nog wel eens voor een verergering van het ziektebeeld zorgen met ontstekingshaarden in de keel en luchtwegen. Nu is uitgerekend deze bacterie een kreng om te bestrijden. Door in deze gevallen het verkeerde geneesmiddel te kiezen kan men de kwaal alleen nog maar erger maken. Immers, tegen het virus is niets of weinig te ondernemen in bestrijdende

zin. Maar als er dan ook nog sprake is van een staphylococcen probleem als secundaire kwaal dan zal door een verkeerde medicijnkeuze deze staphylococcenkwaal het ziektebeeld alleen nog maar verergeren. Zorg er in deze gevallen voor dat als secundaire infecties bestreden moeten worden de eventuele aanwezigheid van deze bacterie niet vergeten wordt. Houdt er hierbij rekening mee dat staphylococcen een grote weerstand kennen tegen antibiotica.

Vaak zijn deze bacteriën met korte kuurtjes helemaal niet onder controle te brengen. Tevens alle zeilen bijzetten om de weerstand te ondersteunen is dan ook noodzakelijk om niet met een chronisch probleem opgezadeld te komen zitten. Bij verdenking op de aanwezigheid van staphylococcen als secundair probleem bij een herpesvirusbesmetting is isolatie van deze kiem en het verrichten van antibiogram om te komen tot een gerichte aanpak noodzakelijk wil men het probleem grondig aanpakken.

(Wordt vervolgd)

Succes

Peter Boskamp