Nieuwsbrief Juli 1 en 2 2011

Verliezen jonge duiven

 

Een week of zes geleden bleken in de Belgische grensstreek al massaal jonge duiven achter te blijven. Zowel aan huis als ook tijdens de vluchten. Het werd zelfs zo erg dat er in een bepaald gebied nagenoeg geen jonge duiven overbleven om te spelen.

Uit het Duitse grensgebied kregen we ook meldingen van forse verleizen tijdens de opleervluchten. Zo was er een melding van een verlies van meer dan 50% tijdens een opleervlucht waarbij massaal duiven waren ingekorfd op een vluchtje van 25 km.

Het was dan ook te verwachten dat de verliezen ook hier in Nederland aanzienlijk zouden kunnen gaan worden rond de eerste vluchten.

Gelet op het feit dat een website een ‘poll’ heeft geopend waarbij liefhebbers kunnen aangeven hoeveel jongen men in kwijt geraakt, maar ook de vragen en meldingen die wij zelf ontvangen wijzen op forse verliezen her en der.

 

Afgelopen week kwam een liefhebber op het spreekuur die nog maar 17 van de 61 jongen had waar hij mee begonnen was. Bij onderzoek bleek dat er sprake was van een ernstige besmetting met

coccidiose, hexamitiasis, trichominiasis en er was tevens sprake van aanzienlijke luchtwegproblemen. In dit soort gevallen is dan ook te begrijpen dat de jongen massaal achterblijven.

 

Het mag duidelijk zijn dat het onverstandig is om met een dergelijke besmettingsdruk van allerlei infecties aan de vluchten te gaan deelnemen. Niet alleen vanwege de verliezen die dan kunnen optreden bij de eigen duiven maar natuurlijk ook vanwege de infecties die zich op deze manier via de manden kunnen verspreiden.

Maar zijn het altijd dit soort infecties die verantwoordelijk zijn voor de grote verliezen bij de jonge duiven?

Het antwoord is neen. Er zijn genoeg liefhebbers die hun jongen enkele weken geleden lieten controleren en geen last hadden van deze ‘kinderziektes’. Desondanks waren er enkele meldingen van liefhebbers die bij de tweede vlucht melding maakten van het achterblijven van een aanzienlijk deel van hun jongen.

 

In vorige nieuwsbrieven heb ik het uitgebreid gehad over de mogelijke oorzaken van dit verschijnsel dat sedert 2005 ieder jaar ernstiger lijkt te worden.

Als we de massale verliezen zien tijdens eerder genoemde opleervlucht in Duitsland dan kan de als oorzaak opgegeven lossing bij verkeerde weersomstandigheden mogelijk een rol spelen. Maar ik ga er persoonlijk van uit dat met de weersomstandigheden niet alle verliezen verklaard kunnen worden.

Zoals gezegd constateren wij sinds 2005 een aanzienlijke toename in de verliezen rond de opleervluchten en de eerste vluchten van de vroege jongen.

De liefhebbers die het advies kregen hun jongen pas op te leren tijdens de latere vluchten bleken in de praktijk spekkoper te zijn omdat dan nagenoeg geen verliezen meer optraden bij de vroege jongen. Dit blijkt al jaren zo te gaan.

Ideaal is dit natuurlijk niet. Maar geen jongen meer overhouden, nog minder.

 

Eveneens in eerdere nieuwsbrieven gaf ik al aan dat het circovirus te beschouwen is als een oorzaak van vele gezondheidsproblemen in het voorbije decennium. Ik zie dit virus dan ook als een soort wegbereider voor andere virussen waardoor deze in belangrijkheid voor de verstoring van de gezondheid een grotere rol zijn gaan spelen. De problematiek van het paramyxovirus maar ook van het herpesvirus lijken in belangrijkheid toe te nemen. Zo wordt bij slechts eenmaal gevaccineerde duiven het paramyxovirus gevonden in bepaalde gevallen. Maar ook de problemen met het Herpesvirus nemen sinds 2005 ieder jaar toe.

Niet dat er meer gevallen komen met duidelijke klinische verschijnselen. Deze klinische verschijnselen kunnen onder andere zijn: slechte mest, rode kelen, natte ogen en gele beslagen in de bek die per abuis te vaak worden aangezien voor een ernstige geelbesmetting. Bij een uitbraak onder een honderdtal jonge duiven hoeven slechts enkele bovenstaande verschijnselen te vertonen. De diagnose is daarmee gesteld. Veel vaker is het de anamnese die leidt tot een waarschijnlijkheidsdiagnose. In de krop kunnen bij microscopisch onderzoek vele ontstekingscellen gevonden worden. Maar er zijn op bestanden die nagenoeg geen symptomen vertonen maar waar toch sprake is van de aanwezigheid van dit virus. Dit virus kan zich gedurende langere tijd ophouden naast de zenuwbanen. In periode van stress ( inkorven) kan het dan plotseling voor grote problemen zorgen. Deze problemen zijn groter naarmate er meer andere infecties aanwezig zijn en/of de weerstand van de jonge duiven verre van optimaal zijn.

Voor een deel kunnen we deze virussen verantwoordelijk houden voor de desoriëntatie die de jongen kan treffen. Dat maakt dat de jongen slecht hun weg naar huis kunnen vinden en (massaal) achterblijven.

Zeker als er ook nog andere factoren meespelen die niet ideaal zijn voor jonge duiven (Oostenwind bijvoorbeeld) dan kunnen duiven die kogelrond ingekorfd zijn hun eigenaar met lege handen doen blijven staan.

 

Ik maakte melding van de vaccinatie tegen deze ziekte met een vaccin dat zowel tegen Paramyxo- als tegen het Herpesvirus werkt, zoals we die dit jaar bij wijze van proef bij de duiven van meerdere liefhebbers hebben uitgevoerd. De reacties van de liefhebbers zijn overwegend bemoedigend te noemen. Alleen de hokken waar al sprake was van klinische uitbraken tijdens de vaccinatie lijken minder voordeel van deze enting te hebben.

Het is evenwel te vroeg om al conclusies te verbinden aan de werkzaamheid van deze entstof omdat pas na de jongenvluchten de balans opgemaakt kan worden of er sprake is van een bevredigende bescherming middels deze vaccinatie.

Mocht een en ander in deze richting blijken te wijzen dan is het verstandig om de kwekers ook te vaccineren voordat het kweekseizoen begint. Maar daarop kom ik later nog terug.

 

Al met al kan men stellen dat het Herpesvirus niet meer de onnozele kwaal is die het in de jaren negentig leek te zijn. Zware uitbraken leken toen niet voor te komen en het eenvoudige gebruik van oogdruppels leek voldoende om ‘het Vliesje’ te verhelpen.

 

De aanslag die het Circovirus lijkt te maken op de weerstand van de (jonge) duiven maakt dat er bij ogenschijnlijk identieke jongen een groot verschil kan optreden in de slagvaardigheid van het afweerapparaat. Deze variatie in mogelijkheden van het afweerapparaat om adequaat te reageren op infecties maakt dat ziekten als het Herpesvirus maar ook het Paramyxovirus kan blijven rondzingen binnen een groep jonge duiven. Zolang deze onder min of meer vertrouwde omstandigheden (thuis op en rond het hok) verblijven hoeft er ogenschijnlijk weinig aan de hand te zijn. Liefhebbers klagen dan vaker dat de eetlust matig is, dat de jongen slecht willen vliegen of dat ze niet willen wegtrekken. In ernstige gevallen lijken de duiven ‘bang’ om te ver weg te gaan en gaan ze op een dak in de buurt zitten koekeloeren.

Bij deze duiven kan dan wel vaker een duif gevonden worden met gele beslagen in de bek. Treft U deze aan, ga er dan voorzichtigheidshalve maar van uit dat uw jonge duiven het Herpesvirus bij zich dragen. Inkorven van deze jongen zorgt voor spreiding van het virus via de reismanden waardoor een week later andere liefhebbers hun eerder goed vliegende duiven deels niet meer thuis zien komen na de vlucht. Uw eigen duiven kunnen tijdens deze vlucht dan voor een deel al achterblijven.

 

Ik heb al meerdere jaren de diagnose gesteld aan de hand van de klinische symptomen. Meestal geef ik dan het advies de jongen niet meer te spelen omdat ook de ogenschijnlijk gezonde jongen ten prooi kunnen vallen aan het ‘achterblijven’ bij de volgende vlucht. De indruk bestaat dat in ernstige gevallen het rondzingen van dit virus 4-6 weken kan duren.

Secundair komen er vaak nog andere infecties om de hoek kijken in het verloop van het ziekteproces. Deze kunnen de verliezen nog verder doe toenemen.

Deze secundaire infecties kan men trachten te bestrijden middels een gerichte antibioticumkuur. Daarnaast adviseer ik duiven die duidelijk dit virus bij zich dragen te ondersteunen met Bony Sambuccaplus. De Zwarte vlier heeft een naam hoog te houden als het gaat om de ondersteuning bij virale infecties.

Ondersteuning met extra vitamines e.d. kan in dit soort gevallen natuurlijk geen kwaad.

Menig liefhebber is teleurgesteld als hij het advies krijgt om de duiven thuis te houden totdat de storm is overgewaaid. Menig liefhebber is evenwel ook overtuigd dat de ‘goed uitziende jongen’rustig gespeeld kunnen worden om dan na verloop van tijd te melden dat het toch beter was geweest om dat niet te doen omdat ook deze nog goed uitziende jongen bij de volgende vlucht achterbleven.

 

Erg opbeurend is dit verhaal niet natuurlijk. Het is in mijn optiek sedert 2005 al een probleem dat om een oplossing vraagt. Entstof was lange tijd niet voorhanden en pas dit jaar zijn we in staat geweest om jongen in grotere getale preventief te vaccineren. Het verloop van de komende vluchten moet doen blijken of dit zoden aan de dijk zet. Het is te hopen van wel omdat de grote verliezen die ieder jaar lijken toe te nemen de vreugde van een ieder in onze hobby doet doen afnemen. Daar kweken we die jongen immers niet voor.

 

Maar kunnen we dan helemaal niets? Zoals gezegd kunnen we als het virus eenmaal is uitgebroken alleen maar hopen dat de storm snel overwaait en dat er niet al te veel secundaire infecties optreden die het beeld verergeren. Daarnaast is het te hopen dat het Circovirus wat doorgaans aan de wieg van deze ellende staat niet al te vroeg in het leven van de jonge duiven zijn slag heeft geslagen zodat er toch nog iets van een afweerreactie mogelijk is.

Wat dat laatste betreft ben en blijf ik van mening dat het ondersteunen van de weerstand van de jonge duiven met het Basispakket waarin onder andere de Bony SGR zit de jonge duiven slagvaardiger maakt in het bestrijden van de aanvallers. Het moge duidelijk zijn dat als het afweerorgaan helemaal is lamgeslagen deze ondersteuning ook niet tot de oplossing leidt net zo min als een preventieve vaccinatie. Maar in die gevallen waarbij de ondermijning van het afweerorgaan nog te overzien is kan optimale ondersteuning van hetzelfde afweerapparaat wel degelijk een bijdrage leveren aan een sneller mochten de duiven dit virus op hun weg vinden.

Kortom een pro-actieve aanpak is bij jonge duiven nagenoeg een must aan het worden om deze problematiek van ondermijnende virusinfecties een halt toe te roepen.

 

Succes