Nieuwsbrief juni 2015

Jonge duivenziekte

De term jonge duivenziekte is in de loop der tijd boven komen drijven. Vroeger spraken we van Adenocoli. Maar de lading van het probleem werd door de term Adenocoli of gewoon ‘Coli’ niet meer geheel gedekt. Oorspronkelijk werd gedoeld op de verschijnselen van braken en diarree die de jonge duiven rond de maanden mei tot en met juli konden treffen. Nu maken liefhebbers soms al in februari melding van ‘Coli’. In veel van deze gevallen is er dan gewoon iets anders aan de hand. Omdat soortgelijke verschijnselen verschillende oorzaken kunnen hebben spreekt men nu dus vaak van Jonge duivenziekte.

 

Eind jaren tachtig werd de duivensport opgeschrikt door een vorm van hevige diarree en braken . Doordat de duiven vaak voor de verschijnselen van de ziekte optraden mos begonnen op te zoeken en hierin begon te pikken werd abusievelijk gedacht dat die mospikken de oorzaak van het braken was. Enige tijd later werd vastgesteld dat het om een besmetting met het Adenovirus kwam. Doorgaans waren de klachten snel verholpen met de gift van elektrolyten. Werd het ziektebeeld verergerd door een bijkomende besmetting met een Escherichia Coli bacterie dan lukte en lukt het vaak niet om zonder antibioticumgift de klachten snel te doen verdwijnen. Een preventieve aanpak met verzurende kruidendranken bleek enerzijds de uitbaken van de ziekte te kunnen voorkomen in veel gevallen, anderzijds waren de klachten bij een preventieve gift van deze dranken doorgaans sneller verdwenen als de ziekte toch uitbrak.
In een aantal van deze uitbraken waarbij de liefhebber aan ‘De Coli’ denkt worden helemaal niet door deze kwaal veroorzaakt.

Maar de gemiddelde liefhebber is er doorgaans zo op gefocust om snel in te grijpen bij de eerste verschijnselen van braken en afwijkende mest bij de jongen, dat de antibiotica vaak al gegeven worden voordat vastgesteld is of het daadwerkelijk om deze aandoening handelt. In geval van een heftige Hexamitenbesmetting kan het gebeuren dat de duiven dezelfde verschijnselen lijken te vertonen. De dieren reageren dan vaak niet of slechts gedurende korte tijd op de antibioticabehandeling. Ik hoor dan vaak van liefhebbers dat ze denken dat ze al weer last hebben van de Coli en dat de medicijnen dus niet sterk genoeg waren. In die gevallen is het echter veel beter om een cloaca-uitstrijkje te maken. De Hexamiten zijn dan vaak in grote getale aanwezig. Bij deze besmetting ziet we de groene mest en andere klachten vaak traag door het koppel duiven gaan. Dan heeft deze duif de verschijnselen en enkele dagen later weer andere. Een goede behandeling met een middel dat tegen Trichomonen en Hexamiten werkt lost het probleem veelal in korte tijd op. Wil men de moeite niet nemen om de duiven te laten onderzoeken dan verdient het bij deze klachten veelal de voorkeur een middel te gebruiken dat tegen beide kwalen werkt. In dit geval hoeft het geen verkeerde aanpak te zijn omdat de Hexamiten de darmen vaak ook wat zwakker maken zodat de duiven gevoeliger worden voor andere darminfecties.

Zware infecties met Trichomonen kunnen ook klachten geven van het maagdarmkanaal en dienen dan overeenkomstig behandeld te worden als de Hexamiten.

De klachten van de kant van het darmkanaal zien we de laatste jaren soms ook optreden als de duiven besmet zijn met het paramyxovirus. Waar dit virus vroeger het meer klassieke beeld van draainekken met waterdunne ontlasting gaf, zien we nu ook gevallen van diarreeachtige klachten waarbij bij onderzoek het paramyxovirus wordt vastgesteld. Met behulp van sneltesten is snel tussen de originele Adenovirusbesmetting en een Paramyxovirusbesmetting onderscheid te maken. Er komen nu ook meer dierenartsen die adviseren de duiven in het eerste levensjaar tweemaal tegen paramyxo te vaccineren. Zeker nu ook blijkt dat bij gevaccineerde duiven soms het virus in de mest kan worden aangetoond.

Als men gebruik maakt van de combi-enting paramyxo-herpes ent men de jonge duiven sowieso twee keer. De liefhebbers die gebruik maken van de mogelijkheid om de jongen met dit vaccine te laten vaccineren zijn in grote meerderheid zeer tevreden over de resultaten. Vaak wordt aangegeven dat de indruk bestaat dat de jonge duiven door de toepassing veel minde last hebben van luchtwegproblemen. Sterker nog er wordt ook heel vaak melding gemaakt van het gegeven dat na deze dubbele enting de jonge duivenziekte niet meer opgetreden is sinds langere tijd. Nu beschermt deze enting natuurlijk niet tegen de jonge duivenziekte. Maar mogelijk dat door de vaccinatie de immuunstatus van de duiven verbeterd waardoor ook de gevoeligheid van de duiven voor deze kwaal afneemt. Maar een en ander moet nog wetenschappelijk nader worden onderzocht. Het betreft hier alleen een praktijkwaarneming. Zij het van een groot aantal liefhebbers inmiddels.

De aanwezigheid van het Herpesvirus bij de duiven leidt in het algemeen tot verzwakking van het immuunsysteem waardoor de duiven gevoeliger lijken te zijn voor veel banale infecties. Hokken waar dit virus rond gaat verliezen doorgaans dan ook veel meer jongen dan duivenhokken waar dit virus niet aanwezig is. Eenzelfde beeld zien we met de door ons vastgestelde bacterie in 2013. Duivenhokken die in ruimere mate hiermee zijn besmet kennen grotere verliezen dan hokken die de besmetting hiermee aan zich voorbij hebben zien gaan. Natuurlijk kan in geval van heftige coccidiose besmetting de mest ook ronduit slecht worden evenals bij een besmetting met streptokokken en andere bacteriën uit de groep van de Enterobacteriacae.

Er zijn hokken die jaarlijks last lijken te hebben van de jonge duivenziekte terwijl andere hokken al jaren vrij zijn gebleven van deze aandoening. In onze kliniek hebben we sterk de indruk dat de hokken die het er allemaal op aan laten komen en frequent kuren zodra ze de eerste verschijnselen zien, meer en vaker last van deze kwaal lijken te hebben dan hokken die hun pijlen ook op de preventieve aanpak richten. Bij preventieve aanpak moeten we hier dan denken aan een grondige vaccinatie met beschikbare vaccins tegen ziekten waar de jonge duiven last van kunnen krijgen. Daarnaast is het op de hokken waar deze verschijnselen veel minder vaak voorkomen opvallend, dat er meer gebruik gemaakt wordt van natuurlijke middelen om de darmen te ondersteunen. Daarbij moeten we dan denken aan verzuring met beschikbare kruidendranken, maar ook aan het gebruik van probiotica.
Er bestaan ook diverse producten op basis van colostrum-eiwitten die tot doel hebben de schadelijke E. coli bacteriën aan zich te binden. Ook hier lijkt een preventieve werking van uit te gaan.

Maar alle goede voorzorgen ten spijt als de besmettingsdruk in de reismanden te sterk is dan kan ook bij de optimaal verzorgde jongen de bescherming te kort schieten en ziekte optreden. De jonge duiven beginnen dan te braken en de ontlasting krijgt een typische groene verkleuring en begint dunner te worden. Wij adviseren dan een elektrolytendrank te geven samen met een verzurende kruidendrank. In de gevallen waarbij ondanks alle preventieve maatregelen ter preventie toch nog ziekteverschijnselen optreden is het vaak onvermijdelijk om met antibiotica via capsules of over het voer de schade te besperken. Als men geen ondersteunende maatregelen wil nemen doormiddel van het verzuren van het drinkwater kan men bij een uitbraak van de Coli overwegen de antibiotica in het drinkwater te doen. De duiven drinken vaak nog veel en krijgen zo dan genoeg medicijn binnen. Over het algemeen zijn wij geen voorstander (meer) van drinkwatermedicatie omdat de duiven doorgaans minder drinken als er iets in het drinkwater zit. Zeker bij kuren tegen het geel is het verstrekken van drinkwaterkuren volstrekt ontoereikend in de meerderheid van de gevallen. Veel liefhebbers zijn na een drinkwaterkuur stom verbaasd als ze, meekijken in de spreekkamer op de monitor, zien dat de op deze manier via het drinkwater gegeven behandeling niet goed gewerkt heeft. Onnodig moeten de duiven dan nogmaals met capsules over het voer voor een tweede keer behandeld worden.

Zoals we hebben kunnen zien zijn er meerdere oorzaken van de verschijnselen die we vroeger afdeden met de term “Coli”. Gelet op het feit dat de hokken waar regelmatig gekuurd wordt tegen darminfecties vaker en meer last lijken te hebben van de optreden coli om maar van de laatste jaren optreden grote jonge duivenverliezen nog maar niet te spreken, kan het verstandig zijn voor deze liefhebbers om hun blikveld eens wat te verbreden en de mogelijkheden voor een meer natuurlijkere benadering eens nader te onderzoeken.

In onze kliniek adviseren we de jonge duiven na het afzetten te laten controleren op de aanwezigheid van het geel, hexamiten, pestkop, wormen en coccidiose. Ook gezond ogende duiven kunnen hiermee besmet zijn. Hun jonge leven te moeten beginnen met een besmetting met bovengenoemde infecties ondermijnt het immuunsysteem van de jonge dieren en kan klachten van het maagdarmstelsel geven die weliswaar geen E. coli betreffen, maar hier vaak voor worden aangezien. Hier wordt dan al vaak een verkeerde blinde behandeling tegen ingezet. Deze onnodige gift van de antibiotica ondermijnt de opbouw van een gedegen afweerorgaan. Juist het stoeien met de in de darm voorkomende bacteriën maakt het afweerorgaan sterker. Onnodig kuren kan deze ontwikkeling stagneren. Gericht kuren is op jonge leeftijd dan ook gewenst. Gericht kuren is alleen mogelijk als men weet wat de echte oorzaak is.
Daartoe moet men onderzoek willen laten doen.

Het geven van probiotica op geregelde tijdstippen kan ook een bijdrage leveren aan het stabiliseren en tot rijping brengen van de darmflora. De eerder genoemde verzurende kruidendranken dragen hieraan hun steentje eveneens bij. Door het optimaliseren van de zuurgraad in de darm blijkt het voor schadelijke darmbacteriën moeilijker om zich snel te kunnen ontwikkelen. Een goede darmwerking komt het hele gestel vanc de duif ten goede en op die manier draagt deze aanpak bij aan de ontwikkeling van sterke en gezonde jongen die doorgaans minder snel ten prooi vallen aan de Adenocoli als deze door een hoge infectiedruk in de reismanden op de loer ligt. Zoals gezegd is de darmafweer bij deze duiven op een hoger niveau dan die bij de duiven die (te) vaak met antibiotica (preventief) gekuurd zijn geworden. Bij de duiven met een sterkere darmafweer zal een noodzakelijk geworden antibioticumkuur veel sneller tot effect leiden.

Als men de duiven dan ook niet pas gaat enten tegen paramyxo (en herpes) als de vluchten eraan zitten te komen, maar op een leeftijd tussen de 5 en 8 weken, dan neemt men nog een goede stap in het vóór blijven van stress die deze enting met zich meebrengt in een periode dat het Adenovirus juist meer voor lijkt te komen. Het vermijden van stress speelt dan ook wel degelijk een rol bij het voorkomen van een uitbraak van de jonge duivenziekte. Stress vermindert de afweer en maakt het lichaam gevoeliger voor infecties.


Onze stelling is en zal altijd blijven: ‘voorkomen is altijd beter dan genezen’


Succes,

Peter Boskamp