Nieuwsbrief Augustus 2013

Weerstand en jonge duiven

De afgelopen maanden heb ik bij een aantal virussen stilgestaan die de gezondheid van onze duiven bedreigen. Ook nu weer hebben we, zeker bij de jonge duiven, vaak te maken gehad met virale infecties. Voor de liefhebbers is de diagnose ‘virusinfectie' iets wat ze niet willen horen. Voor de duivenarts is het vaak de garantie dat er op verenigingen geroddeld wordt dat de betreffende arts er niets van kan. Immers hij kan dan slechts de bijkomende infecties helpen bestrijden. De rest moet moeder natuur grotendeels doen, al dan niet ondersteund door aanvullende maatregelen.

Maar ja zoals iedereen weet is dat ‘geen optie' tijdens het vliegseizoen. Het is veelal een startsein voor het uitproberen van allerhande medicatie. Zo had ik onlangs nog een liefhebber aan de lijn die al 6 kuren had gegeven aan zijn jonge duiven , maar het wilde nog steeds niet. Nu had hij gehoord dat ik dan wel een middel zou hebben wat helpen zou. Dat moest hij dus hebben.

De liefhebber leek nog gepikeerd ook, toen ik hem in alle oprechtheid aanbood zijn duiven te onderzoeken om zo de echte oorzaak te achterhalen. Hij vond het te ver rijden en zou wel zien....

Gelukkig denkt niet iedereen er zo over. Maar het was wel aanleiding om toch nog maar eens uit te leggen hoe het nu zit met het nut van antibiotica bij virale infecties.

Afweerstoffen en afweercellen

Sterk vereenvoudigd bestaat een afweerreactie onder andere uit de productie van afweerstoffen. Dit heeft enige tijd nodig, omdat deze eerst aangemaakt moeten worden door speciale cellen. Daarnaast zijn er afweercellen die proberen de belagers onschadelijk te maken door ze als het ware op te eten. Als een dier zich ontwikkelt neemt met het ouder worden, gelijktijdig ook de kwaliteit van het afweerapparaat toe. Deels komt dat ook door de ‘ervaring' die een afweerapparaat in de loop der tijd opbouwt. Als een duif al meerdere malen met een bepaalde belager in aanraking is geweest komen rustende geheugencellen in actie, die er voor kunnen zorgen dat op kortere termijn een antwoord gegeven kan worden op de aanvallende belagers.

In een aantal van de gevallen verloopt de infectie daardoor nagenoeg symptoomloos. Zoals gezegd is het nodig dat een afweerorgaan ‘ervaring' op doet. Het is dan ook niet goed om te pas en te onpas jonge duiven al antibiotica te verstrekken om ieder wisse wasje. We remmen zo de opbouw van een gezond afweerorgaan.

Als we ons hier beperken tot de gevolgen van virusinfecties, dan zien we ziekteverschijnselen optreden die afhankelijk zijn van het doelorgaan of de doelorganen van het betreffende virus. Bij Paramyxovirose zijn dat de hersenen en de nieren, bij Adenovirose zijn dat meer de darmen en de lever. De ziekteverschijnselen zullen veelal met klachten van die organen samenhangen. Er is ook een virus dat juist het afweerorgaan als doelorgaan heeft. Van dit Circovirus hebben we sedert ca. 2000 last in de duivensport. Met name jonge duiven, waarbij het afweerorgaan nog moet rijpen kunnen hierdoor behoorlijk belemmerd worden in hun ontwikkeling en gezondheid. Als de infectie heel vroeg in het leven optreedt zijn deze duiven nagenoeg onbeschermd tegen voor overige duiven welhaast onschuldige belagers. Zijn de jongen al enigszins uitgegroeid daarentegen dan kan de ellende nog best mee vallen. Maar zijn de jongen eenmaal geïnfecteerd met het Circovirus dan zal het afweerorgaan ook niet goed reageren op vaccinaties. Men denkt de dieren dan goed beschermd te hebben middels vaccinatie, maar dit blijkt dan niet het geval te zijn.

De gevolgen van dit laatste zien we dan ook ieder jaar meer. Zo zijn er legio jonge duiven die slechts eenmaal (verplicht) gevaccineerd zijn tegen Paramyxovirose en desondanks het virus bij zich dragen. Het hoeft geen betoog dat deze jongen veelal zullen kwakkelen. Hetzelfde zien we ten aanzien van het Herpesvirus. Omdat beide virussen een voorkeur hebben voor het zenuwstelsel is het zeker niet uit te sluiten, dat het in steeds grotere mate achterblijven van de jongen hiermee sterk verband houdt. Praktijkervaring leert dat jongen die twee maal gevaccineerd zijn tegen het Herpesvirus doorgaans minder snel zullen achterblijven dan jongen die slechts enkel de verplichte enting krijgen.

De indruk bestaat ook sterk dat duiven die twee maal gevaccineerd zijn tegen het Herppesvirus minder problemen kennen met luchtweginfecties. Ook dat is niet verwonderlijk omdat het Herpesvirus ook zijn steentje bijdraagt bij de ontwikkeling van het Ornithose-complex. Een soortgelijk effect zien we ook na dubbele enting (zoals voorgeschreven door de fabrikant) met het Paramyxovaccin.

Zoals gezegd hoeft het geen betoog dat duiven die al dan niet door toedoen van het Circovirus drager worden van het Paramyxovirus of het Herpesvirus zullen gaan kwakkelen. Secundair komen er vaak allerhande infecties om de hoek kijken waartegen al dan niet gekuurd moet worden. Helaas doen we op deze manier niets tegen de eerder genoemde virusinfecties. Deze moet het lichaam zelf overwinnen. En dat kan wel eens tegenzitten als de omstandigheden tegenzitten. Bij suboptimale verzorging, verduistering en stress heeft men dan veelal het nakijken. Menig liefhebber probeert, net zoals de liefhebber in de inleiding met antibiotica van allerlei soort het malheur nog te vermijden. Maar eenmaal in dit schuitje beland zullen, indien men de euvele moed heeft om bij de eerste ronde te gaan spelen, grote verliezen bijna vanzelfsprekend blijken te zijn.

Met name de stress bij de eerste opleervluchten blijkt steevast het startsignaal te zijn voor de uitbraak van de ziekte bij latent besmette en daardoor deels verzwakte jonge duiven. Ook al is men bij de eerste vlucht al een deel van de jonge duiven kwijtgeraakt, toch zijn er dan nog liefhebbers die de boodschap nog niet begrepen hebben en toch opnieuw de duiven spelen. Dat is best te begrijpen, immers de duiven hoever er zo op het oog niet eens zo slecht uit te zien, maar dat blijkt dus weldra alleen maar schone schijn. Is er dan helemaal niets tegen deze ellende te ondernemen? Natuurlijk wel. Allereerst moet men het gezonde verstand gebruiken en de jongen die achterblijven op de leervluchten of zelfs aan huis niet meegooien op de wedvluchten. Dat alleen al voorkomt teleurstellingen. De praktijk leert namelijk dat deze jongen als ze de infectie hebben doorstaan en pas bij de volgende ronde gespeeld worden, gewoon normaal thuis te komen alsof niets aan de hand is. Maar veel beter is het, gelet op de hardnekkigheid waarmee deze problemen zich in toenemende mate al sinds 2005 voor doen, om veel eerder ondersteunend te gaan werken. Niet alles aan het toeval en het geluk over te laten. En zeker niet om te vertrouwen op antibiotica die tegen virusinfecties maar bitter weinig kunnen uitrichten.

Wat dient men dan wel te doen? Allereerst vanaf het afzetten de jongen optimaal te begeleiden. Er voor te zorgen dat de algemene weerstand zich optimaal kan ontwikkelen. Zelf adviseren wij daarom al sedert de jaren negentig het gebruik van Bony SGR. Eerst als kuur van 10 dagen bij het afzetten en vervolgens 2-3 x per week tot aan de jonge duiven vluchten. Daarna mag het zelfs iets vaker worden verstrekt. Heeft men problemen met de virusinfecties dan schrijf ik zelf veelal Bony Sambucca plus voor omdat de Zwarte Vlier en ook Pau d'Arco een naam hoog te houden hebben als zijnde werkzaam tegen virale infecties.

Optimale ondersteuning van de (jonge) duiven zal er zeker toe bijdragen dat virale infecties makkelijker op te vangen zijn door de jongen. In de praktijk zien we hierdoor doorgaans een sneller herstel. Wil men de duiven de kans geven om succesvolle afweer te bedrijven tegen de vermaledijde virussen dan zal simpelweg de ‘afweerapparatuur' in optimale staat moeten zijn. De duiven moeten de juiste munitie hebben om zich adequaat te kunnen verdedigen.

Jonge duivengeneeskunde anno nu moet zich echter nog meer dan nu al het geval is, richten op preventieve aanpak. Daarbij behoort een adequaat inentingsprogramma. De afgelopen twee jaar praktijkervaring heeft duidelijk gemaakt dat de jonge duiven wel varen bij een dubbele combinatie-enting tegen Herpes en Paramyxo. Zoals gezegd lijken er naast een afname van de verliezen onder de jongen, zich daardoor ook minder luchtwegproblemen bij de dieren voor te doen. En dat betekent ook weer dat er minder antibiotica hoeven te worden verstrekt.

Kort samengevat adviseren wij jonge duiven vanaf het afzetten Bony SGR te geven gedurende 10 dagen. Vervolgens 2-3 x per week. Optimaal is het verstrekken van het gehele Basissysteem. Daarnaast adviseren we de duiven twee maal te vaccineren met de Herpes-Paramyxocombinatie met 3-5 weken tussentijd.

Mochten er desondanks ziekte verschijnselen optreden dan kan in plaats van de Bony SGR, Bony Sambuccaplus gegeven worden. Secundaire infecties zullen op deze wijze effectiever bestreden kunnen worden met een gerichte kuur. Maar in het algemeen zien we minder verliezen bij de jongen als bovenstaande aanpak gevolgd wordt. De extra kosten wegen makkelijk op tegen de geringere verliezen van de jongen. Per slot van zaken kweken we 's winters geen jongen om ze massaal te verspelen ten gevolge van virusinfecties.

Succes,

Peter Boskamp