Nieuwsbrief Juni 2012

In onze rondgang langs de virussen die we sinds begin dit jaar aan het maken zijn in de nieuwsbrieven wil ik de komende nieuwsbrieven aandacht besteden aan het Paramyxovirus.Het Pokken- en het Herpesvirus zijn in eerdere nieuwsbrieven aan de orde geweest. Net als bij deze virussen wil ik ook bij het paramyxovirus eerst aandacht besteden aan de wetenschappelijke kant van het verhaal om in de volgende nieuwsbrief vooral de praktische consequenties nader aan te stippen.

Paramyxovirus (deel 1)

De ziekte wordt bij duiven veroorzaakt door

het paramyxovirus serotype 1. Het betreft een variant van het NCD virus dat bij de kippen Pseudovogelpest veroorzaakt. De ziekte deed in Nederland en België rond 1983 voor het eerst massaal van zich spreken. Kenmerkend waren in die eerste jaren de waterige uitwerpselen en de ernstige zenuwsymptomen. Men maakt inmiddels onderscheid in agressieve en minder agressieve stammen, die al dan niet nog zenuwsymptomen kunnen veroorzaken. Juist het voorkomen van minder virulente stammen maakt dat de symptomen vaak niet meer echt kenmerkend zijn en de diagnose daardoor soms gemist wordt. Ook al worden de duiven die aan wedstrijden deelnemen verplicht gevaccineerd, toch blijkt het virus zich  maar moeilijk terug te laten dringen. Men mag dan ook stellen dat het virus vaste voet heeft in Europa, zgn. enzoötisch is.

 

De paramyxovirusinfecties komen vooral voor in het najaar, van augustus/ september tot november. De incubatietijd (dat is de tijd tussen de besmetting en het optreden van de eerste ziekteverschijnselen) hangt af van de kracht van het virus en kan variëren tussen de drie dagen en de vijf weken. In de beginjaren waren de eerste verschijnselen vaak al zichtbaar binnen een week tot tien dagen. De duiven kunnen de ziekte dus al lang bij zich dragen zonder dat de liefhebber er weet van hoef te hebben.

De duiven kunnen besmet raken door contact met zieke duiven of door inhalatie van het virus. Maar ook opname van besmette granen of drinken uit besmette drinkgoten kan oorzaak zijn van opname van het virus.Op niet gevaccineerde hokken raken meestal alle duiven aangetast waarbij de sterfte kan variëren maar tegenwoordig meestal zo rond de 5% ligt. Sterfte als gevolg van een paramyxo-besmetting zien we nogal eens bij nestjongen. In geval van klassieke verschijnselen bij een paramyxo-uitbraak kan sterfte ook optreden doordat de niet meer kunnen eten of drinken door de zenuwsymptomen.

Klinische verschijnselen

Van oudsher veroorzaakt het paramyxovirus dus vooral letsels in de hersenen en de nieren. In de nieren is er dan sprake van een interstitiële nefritis waardoor de nieren niet meer in staat zijn voldoende vocht terug te resorberen en de uitwerpselen erg waterig worden. Dit heeft dus niets met darmklachten te maken. Als gevolg van het vochtverlies gaan de duiven enorm veel drinken en ontstaat  de zgn. poly-urie  poly-dipsie (Pu/Pd) .De wateropname kan wel toenemen tot 2-3 maal de normale hoeveelheid.

Deze waterige ontlasting kan wel tot twee maanden aanhouden. Langzaamaan wordt de ontlasting weer vaster. Maar bij een deel van de aangetaste dieren gaan de klachten niet meer over. Er is dus duidelijk een onderscheid in de ontlasting bij diaree en bij Pu/Pd. In het laatste geval is de ontlasting nagenoeg normaal gevormd maar ligt er een plasje vocht om de uitwerpselen. De duiven kunnen als ze goed kunnen blijven eten lang in goede conditie blijven. Op het moment dat de dieren tengevolge van de hersenbeschadiging niet meer kunnen eten.(draainekken en trillingen van de kop;scheve kop) loopt de conditie snel terug. In geval dat de hersenaantasting leidt tot verlammingen aan poten en vleugels is herstel uitgesloten.

De lichtere hersenverschijnselen verdwijnen op den duur. Toch kunnen in geval van stress daarna nog een lichte scheefstand van de kop en trilling opvallen. Een typisch verschijnsel voor een paramyxo-besmetting is het naast het voer pikken door de duiven. De echte klassieke beelden van paramyxo komen tegenwoordig veel minder voor dan vroeger. Dat heeft tot gevolg dat menig liefhebber de waterige ontlasting in het begin aan diarree toeschrijft en deze met antibiotica te lijf gaat zonder resultaat.

De diagnose

In geval van klassieke paramyxo-verschijnselen is de diagnose veelal aan de hand van de symptomen en het ziekteverloop te stellen. Om de diagnose te laten bevestigen kan men serologisch onderzoek doen. Maar dit heeft natuurlijk alleen zin als de duiven nog niet gevaccineerd zijn. Indien dit laatste wel het geval is kunnen de antistoffen zeer wel ook door de vaccinatie zijn ontstaan. Wil men dit dan ook goed doen dient men na verloop van tijd bij dezelfde duiven nogmaals bloedonderzoek te doen om te zien of er sprake is van een sterke titerstijging als gevolg van de blootstelling aan het virus.

In de praktijk kunnen wij ons de laatste jaren tijdens de ziekte uitbraak goed helpen met zgn. Sneltesten die het virus in de cloaca of bij sectie in de hersenen aantoont. Door deze sneltesten is het vaak ook mogelijk het virus aan te tonen bij duiven waar men in eerste instantie niet gelijk gefocust is op de aanwezigheid van dit virus. Ook middels sectie kan worden vastgesteld of er sprake is van een paramyxobesmetting. De nieren zijn vaak bleek en gezwollen. Daarnaast kan ondersteunende histologie de diagnose bevestigen.

Differentiële diagnose

In geval van draainekken dient men als alternatieve oorzaak ook aan een besmetting met de Salmonella bacterie te denken. Daarnaast kunnen hersenverschijnselen optreden bij overdosering met imidazolverbindingen die gebruikt worden bij de  bestijding van Trichomoniasis. Dunne ontlasting in het nest kan veroorzaakt worden bij de overgang van kropmelk naar hardvoer tijdens de kweek.

Behandeling

In principe dient men aangetaste dieren met matige verschijnselen zoveel mogelijk te isoleren van het koppel. Men dient stress te vermijden en de behandeling te richten op een ondersteunende therapie. Dat betekent niet te zwaar voeren, drinkwateropname nooit beperken en vitamine- en spoorelement-preparaten verstrekken. Een behandeling die gericht is op een verhoging van de algemene weerstand is daarnaast tevens zinvol. Ook een noodenting in geval van een uitbraak is kan zeker zinvol zijn omdat de bescherming van de vaccinatie na ca. een week zijn beslag begint te krijgen. In België is paramyxo een meldingsplichtige ziekte. Na melding worden gepaste maatregelen getroffen.

In de volgende nieuwsbrief zullen we de praktische aanpak behandelen.

 

Succes,

Peter Boskamp