Nieuwsbrief 1 November 2010

Herpesvirus

De Herpesvirus - infectie is een veelvoorkomende aandoening bij duiven. Desondanks worden er over het algemeen maar weinig woorden aan vuil gemaakt. Hoog tijd dus voor een nadere beschouwing.

Het Herpesvirus bij duiven staat wetenschappelijk te boek als PHV1. Herpesvirussen geven veelal aanleiding tot latente infecties. Dit betekent dat het virus in de duiven aanwezig is zonder dat het aanleiding geeft tot klinische verschijnselen. In het bloed van duiven zijn er bij meer dan de helft van de duiven antistoffen tegen het virus aantoonbaar. We mogen er dan ook van uit gaan dat meer dan 60% van de duiven latent besmet is. Dit betekent dus dat ze het virus bij zich dragen , maar geen ziekteverschijnselen vertonen. In periodes van verminderde weerstand en tijdens de kweek kunnen deze duiven dan weer virus gaan uitscheiden en kunnen er zich ook ziektegevallen voordoen.

“Veel duiven zijn latent besmet met het herpesvirus”

Lange tijd is er vrij laconiek gedaan over de herpesbesmettingen bij de duiven. Ernstige klinische gevallen van duiven-herpesvirusinfectie

waren dan ook vrij zeldzaam. De laatste jaren valt het ons in de praktijk op dat er een toename is van de klinische infecties, waarbij ook de ernst van de ziekteverschijnselen lijkt toe te nemen. Reden dus om toch waakzamer te worden hierop. Mogelijk dat de toename van de besmettingen met het circovirus hierbij een rol spelen omdat dit virus er voor zorgt dat het afweerapparaat van de duiven minder functioneert.

 

Normaal gesproken is het zo dat de jongen al vroeg besmet worden, vaak al bij het azen, door de ouderdieren. Ze hebben dan nog bescherming door de afweerstoffen die ze van de moeder meegekregen hebben (maternale antistoffen). Daarom treden dan meestal geen klinische verschijnselen op. Ze blijven verder dan wel levenslang besmet.

Klinische verschijnselen zijn te verwachten bij duiven die geen antistoffen hebben zodra deze met het virus in aanmerking komen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij aangekochte jongen die bij de eigen jongen geplaatst worden. Na 5-7 dagen kunnen dan ziekteverschijnselen optreden. Wanneer er dan sterke virusvermeerdering plaats vindt kan de infectiedruk zo hoog worden op het hok dat ook eigen jonge duiven met weinig antistoffen ziekteverschijnselen beginnen te vertonen. Het virus kan op deze wijze lange tijd actief blijven op een hok. Met alle gevolgen voor het jonge-duivenspeelseizoen van dien natuurlijk. Het herstel van een zwaardere virusbesmetting kan wel een tot drie weken duren.

Tijdens stress-situaties, zoals bij transport in de mand, kunnen dragers deze herpesvirussen gaan uitscheiden. Dit zal natuurlijk eerder gebeuren indien de weerstand van de duiven slecht is.

Onderzoek in Duitsland heeft uitgewezen dat in de maand juli een piek bereikt wordt in de virusuitscheiding tijdens het vervoer en dat dan wel tot 60% positieve mestmonsters gevonden worden.

Zoals gezegd lijkt het belang van het herpesvirus bij jonge duiven toe te nemen. Met name jonge duiven tussen de 2 en 10 weken kunnen klinische verschijnselen gaan vertonen. De klinische verschijnselen variëren sterk. Van acute sterfte met aanzienlijke verliezen onder de jongen tot de meer bekende oogbindvliesontsteking die we dan aanduiden met “het vliesje”.

Symptomen

Als we het totale symptomenbeeld hier opsommen, moet men bedenken dat dit maar in een beperkt aantal van de gevallen als zodanig voorkomt. Veelal is er slechts een fractie van deze verschijnselen waarneembaar. Dat maakt het stellen van een Herpesvirusbesmetting daarom soms tot een moeilijke diagnose aan de hand van alleen de klinische verschijnselen. Zeer typische herpesverschijnselen uiten zich met gelige beslagen in de mond en keelholte. Deze beslagen liggen in tegenstelling tot diphterische beslagen of beslagen bij zeer ernstige geelbesmettingen (die tegenwoordig nog maar zeer sporadisch voorkomen) als een vliesje los op het slijmvlies van de mond, tong en keel. Het virus geeft dus vooral aantasting van de voorste luchtwegen en de mond- en keelholte en de luchtpijp, de krop en de slokdarm. Door de aantasting van de krop kunnen de duiven nauwelijks voer verteren en de eetlust verdwijnt daardoor ook bijna geheel. Hoewel het dus vooral een ziektebeeld is dat we zien bij duiven tussen de twee en de tien weken, kunnen deze verschijnselen ook voorkomen bij oudere duiven. Bij heftige uitbraken kan meer dan de helft van de duiven sterven aan de gevolgen van de virusbesmetting. Maar de mate waarin de verschijnselen optreden is ook afhankelijk van de weerstand van de duiven en zeker ook van de kracht (virulentie) van het virus. Dit laatste varieert nogal eens zodat de mate waarin de verschijnselen optreden ieder jaar nog wel eens kan variëren. Vaak hebben we slechts te maken met milde symptomen waarbij we soms als enige het vliesje voor het oog zien of een geelgrauwe verkleuring van de neusdoppen. Maar ook ziektebeelden waarbij hevige symptomen van de voorste luchtwegen en aantasting van de sinussen en luchtzakken komen voor. Als er bij jonge dieren weinig antistoffen aanwezig zijn kan er een algehele infectie optreden met aantasting van de lever.

Andere aandoeningen waarbij we dus beslagen in de bek kunnen aantreffen zijn het Geel, de pokken-diphterie en Candidiasis. En af en toe ingedroogd slijm na een zware vlucht. Bij pokken-diphterie en het Geel zijn de beslagen toch meer kaasachtig en hebben daardoor toch een ander aspect.

“Vaak zijn er maar weinig symptomen bij een Herpesbesmetting”

Omdat het merendeel van de Herpesvirusinfectie toch nog steeds een redelijk mild verloop hebben, is de rol van dit virus vooral van belang in het geheel van het Ornithose-complex. Tegen het virus zelf is namelijk weinig te beginnen. Hebben we te maken met een ernstige besmetting dan wordt preventief medicatie gegeven om de duiven te ondersteunen om op die manier te voorkomen dat ze aan bijkomende infecties te gronde gaan. Is er sprake van waardevolle duiven dan kan men trachten om middels het toedienen van Acyclovir gedurende een tiental dagen de ernst van de aandoening te temperen en de invloed van het virus enigszins te beteugelen. Wonderen moet men dan niet verwachten. Daarnaast kan men bij ernstig aangetaste duiven de individuele dieren ondersteunen met bijvoorbeeld Synulox tabletten. In geval van een herpesvirusinfectie kan het van nut zijn het hok te ontsmetten met Koudijs-droogontsmetter of met de Biologische vernevelaar. Mogelijk dat op deze manier de infectiedruk van het virus iets wordt vermindert doordat de hoeveelheid vrij zwevende virusdeeltjes wordt vermindert. Verneveling van bepaalde etherische oliën wordt in sommige (alternatieve) publicaties aangegeven als zijnde werkzaam tegen het aantal virusdeeltjes in de lucht.

 

Diagnostiek

De diagnostiek is dus vooral gebaseerd op de klinische verschijnselen en de vrij typische laesies in de bek. Virus isolaties wordt onder praktijkomstandigheden weinig verricht omdat dit slechts in enkele gespecialiseerde laboratoria kan worden uitgevoerd.

Het is wel belangrijk om secundaire infecties goed te onderkennen omdat de besmetting met het herpesvirus de duiven gevoeliger maken voor infecties met Coli, Staphylococcen, Streptococcen etc.). Deze dienen dan aangepakt te worden.

Zoals eerder vermeld speelt het Herpesvirus voornamelijk zijn rol in het geheel van het Jongeduivensyndroom en het Ornithose-complex. Omdat tegen enkele ziekteverwekkers die onderdeel zijn van het Ornithose-complex wel medicijnen bestaan is menig duivenliefhebber geneigd te denken dat er ook tegen het Herpesvirus medicinaal kan worden opgetreden. Dit is een hardnekkig misverstand dat soms tot nogal wat frustratie bij liefhebbers kan leiden. Het geven van medicijnen in geval van een overwegend Herpesbesmetting kan zonder meer raadzaam zijn om erger door bijkomende infecties te voorkomen. Maar het is en blijft een illusie te denken dat we deze virusinfectie met antibiotica kunnen genezen.

De aandachtige lezer zal het nu wel duidelijk zijn dat het ook bij deze infectie vooral aankomt op preventie. Preventie houdt in dit geval ook weer in dat we moeten zorgen dat we de weerstand van de jonge duiven zo hoog mogelijk moeten zien te houden waardoor de duiven zelf zo veel mogelijk in staat zijn om zo snel mogelijk van de virusbesmetting te herstellen. Het is evenwel niet zo dat als we preventief weerstandsverhogende middelen geeft zoals de Bony-SGR of Sambuccaplus, dat men dan verzekerd is dat men gevrijwaard blijft van het Herpes-virus of andere virussen. Wel zorgt men op deze manier dat de duiven het juiste gereedschap in handen krijgen om zelf af te rekenen met deze aanvallers. Het herstel van deze besmettingen zal daardoor zeker bespoedigd worden zo blijkt in de praktijk.

Vaak is er frustratie over het slechte afkomen van de jongen. Aan de jongen is dan vaak weinig of niets te zien. Het verloop van de vluchten en het gedrag van de jongen wijst dan vaak in de richting van een Herpesinfectie als andere oorzaken worden uitgesloten. Rust zou dus op zijn plaats zijn. Met de griep onder de leden moet een mens ook niet aan een hardloopwedstrijd willen meedoen. Maar de meeste liefhebbers willen de jongen die op het oog goed zijn toch spelen. Wat te verwachten is gebeurt natuurlijk: de jongen komen niet of veel te laat afgevlogen thuis. Ook al worden alleen de jongen gezet “waar niets aan te zien was”.

Met deze klacht worden we natuurlijk vaak geconfronteerd tijdens het jonge duiven seizoen. Rust en het gebruiken van het gezonde verstand brengt in die gevallen meer, dan erop gokken dat het “misschien wel voorbij is”. De jongen worden op deze manier immers alleen maar meer gesloopt en onnodig verspeeld.

Ons advies bij (Herpes)-virusinfecties tijdens het vliegseizoen:

1. preventief de weerstand voor het seizoen zo hoog mogelijk zien te houden door bijvoorbeeld Bony-SGR te verstrekken.

2. Voor de opleervluchten de infectiedruk van secundaire infecties zo laag mogelijk houden.

3. In geval van een uitbraak van het Herpesvirus. De duiven op rust zetten en uit laten zieken.

4. Daarbij ter preventie van verzwakking van secundaire infecties hiertegen eventueel medicatie verstrekken.

5. Daarna de duiven zelf richten om onnodige verliezen te voorkomen.

Bespreking

Het Herpesvirus speelt dus een rol in het Ornithosecomplex bij duiven alsmede het Jongeduivensydroom. De ernst van de infecties lijkt onder praktijkomstandigheden de laatste jaren alleen maar toe te nemen. Een deel van de oorzaak van het probleem van het vele achterblijven van de (jonge) duiven dient dan ook gezocht te worden in de richting van de Herpesinfecties bij duiven waardoor de duiven de oriëntatie kwijtraken en de weg naar huis niet meer weten te vinden. Geneesmiddelen werken niet echt tegen het virus zodat de oplossing voorlopig gezocht moet worden in preventieve maatregelen. Van oudsher wordt gezegd dat het nut van vaccins slechts zeer beperkt is vanwege het feit dat de duiven het virus niet kwijtraken. Bij experimentele infecties met oudere vaccins werd wel bereikt dat de virusuitscheiding verminderde, maar in geval van vermindering van de weerstand gingen deze duiven, ondanks de enting het virus toch weer uitscheiden.

Een Hongaarse collega vertelde me enige jaren geleden dat hij redelijk tevreden was over een door hem gebruikt Herpesvaccin. Het gaf hem, volgens eigen zeggen de handvaten om de infectiedruk van het Herpesvirus te verminderen. Ik heb al een hele tijd getracht dit vaccin ook in onze omgeving beschikbaar te krijgen. Het lijkt er nu na uit te gaan zien dat dit gelobby vruchten begint af te werpen. Mogelijk dat het zeer binnenkort beschikbaar komen van dit vaccin voor de duiven bij kan dragen aan het verminderen van de infectiedruk doordat het helpt de uitscheiding van het virus te verminderen. Als we er dan zelf ook nog voor zorgen dat de weerstand van de duiven zo hoog mogelijk gehouden wordt zou dit vaccin mogelijk bij kunnen dragen aan het beter beheersbaar maken van het Jongeduivensyndroom. Let op dat ik hier dus ook mijn scepsis uitspreek. De daadwerkelijke werkzaamheid van het vaccin moet nog bewezen worden via uitgebreidere klinische toepassing. Maar ook al is de virusuitscheiding door het vaccin niet geheel terug te dringen dan nog kan het bijdragen aan de oplossing van het probleem waar we in toenemende mate mee kampen tijdens het jonge duivenseizoen. Vijfentwintig jaar geleden werd ook door dierenartsen gezegd dat het niet mogelijk zou zijn om het Herpesvirus bij koeien onder controle te brengen omdat het zich niet zou laten terugdringen. Nu is na een lange ent-campagne waarbij regelmatig wordt en werd gevaccineerd dit probleem toch goed beheersbaar gebleken.

‘In het land der blinden is één oog koning’.

Succes

Peter Boskamp